De Francqui-Prijs 2021 voor exacte wetenschappen gaat naar vorser Michaël Gillon (ULiège) voor zijn baanbrekend onderzoek in exoplanetologie en astrobiologie. Dr. Gillon ontwierp twee gerobotiseerde telescoopnetwerken, TRAPPIST en SPECULOOS, waarmee hij exoplaneten nauwkeuriger dan ooit kon bestuderen vanaf de aarde. Hij ontdekte zeven potentieel bewoonbare planeten en doopte ze ‘TRAPPIST-1’. Dr. Gillon leverde als eerste het bewijs dat niet alleen rond de zon maar ook rond ultrakoude sterren planeten cirkelen die qua grootte en massa vergelijkbaar zijn met de aarde, en dat daar leven mogelijk zou kunnen zijn. Het revolutionaire karakter van zijn ontdekking geniet unanieme erkenning vanuit de hele wetenschappelijke wereld en de NASA, en inspireert miljarden mensen in de hele wereld. De jury, samengesteld uit experts met faam, en voorgezeten door prof. Ben Feringa, laureaat van de Nobelprijs voor Chemie in 2016, heeft beslist zijn belangrijke ontdekkingen te bekronen met de Francqui-Prijs.
2020 zal in de archieven van het Belgisch UFO-meldpunt geboekstaafd staan als een uitzonderlijk druk jaar. Nooit eerder kwamen er sinds de oprichting van het meldpunt in 2007 zoveel meldingen binnen. In 2020 noteerden we 446 meldingen. M.a.w. een stijging van 64% in vergelijking met 2019 toen er 272 observaties gemeld werden. Voornamelijk in de maanden maart en april zagen we een uitzonderlijke toename van het aantal meldingen. De lockdown en de vele Starlink satellieten hebben hier ongetwijfeld iets met te maken.
Op 3 december 2020 onthulde ESA de nieuwste kaart van onze Melkweg. Een kaart die is gemaakt op basis van bijna drie jaar waarnemingen door de satelliet Gaia. Deze “Early Data Release 3″ (EDR3) bevat de uiterst nauwkeurige posities en helderheden van maar liefst 1,8 miljard sterren. Daarbij zijn sterren die een miljoen keer zwakker zijn dan wat je met het blote oog kunt zien. Voor de meeste sterren levert EDR3 ook de afstand en de schijnbare beweging aan de hemel. In vergelijking met de vorige kaart (Gaia DR2) zijn deze gegevens beduidend nauwkeuriger, wat ze uiterst interessant maakt om de dynamica van onze Melkweg te begrijpen.
De zonneactiviteit varieert met een periode van ongeveer 11 jaar. Het tijdstip en sterkte van de maxima en minima van de zonnecyclus worden vastgesteld op basis van het aantal zonnevlekken. Deze zonnevlekkenindex wordt sinds 1981 bijgehouden en verspreid door het SILSO World Data Center dat deel uitmaakt van de Koninklijke Sterrenwacht van België. De vorige cyclus bereikte in 2014 zijn bescheiden hoogtepunt en nam de laatste jaren geleidelijk in activiteit af. Dat het minimum er stond aan te komen, werd hoe langer hoe duidelijker door de steeds lagere zonnevlekkenindex en de steeds langere periodes van vlekkeloze dagen.
METIS, de krachtige camera en spectrograaf die bedoeld is voor ESO’s Extremely Large Telescope (ELT), is geslaagd voor zijn Preliminary Design Review in het ESO-hoofdkwartier in Garching, Duitsland. METIS, de afkorting van Mid-infrared ELT Imager and Spectrograph, zal de reusachtige hoofdspiegel van de telescoop volledig benutten om een breed scala van wetenschappelijke onderwerpen te onderzoeken, van objecten in ons zonnestelsel tot verre actieve sterrenstelsels. METIS is uitermate geschikt om de levensloop van sterren te onderzoeken, van babysterren en hun planeetvormende schijven tot oudere sterren die het einde van hun bestaan naderen.
Een internationaal team van astronomen is erin geslaagd om vijftien beelden vast te leggen van de binnenste randen van planeetvormende schijven op honderden lichtjaren van onze planeet. Die schijven van stof en gas, in vorm vergelijkbaar met een dikke vinylplaat, vormen zich rond jonge sterren. De beelden werpen nieuw licht op de vorming van planetenstelsels en werden gepubliceerd in het tijdschrift Astronomy & Astrophysics.
In het kader van een EOS-project (Excellence of Science) heeft Véronique Dehant, onderzoeker van de Koninklijke Sterrenwacht van België, deelgenomen aan een studie over de vorming en de evolutie van de atmosfeer van Venus onder invloed van inslagen van asteroïden. Deze studie, gepubliceerd in het tijdschrift Nature Geoscience, kwam tot de conclusie dat de asteroïden die bijdroegen aan het einde van de accretie van Venus, en bij uitbreiding van de aarde, te weinig water bevatten om oceanen mogelijk te maken.
Het is ongelooflijk om te denken dat stukken van een protoplaneet - een kleine babyplaneet die nooit de kans heeft gehad om een echte te worden - verspreid zijn over het zonnestelsel en hun weg hebben gevonden naar de planeet Aarde, in ons tijdperk! En niet alleen dat, één stuk van de protoplaneet Vesta is zelfs helemaal tot in België geraakt. Het viel neer in 1971 in een schuur in het Waalse dorp Tintigny, met de heer Eudore Schmitz als getuige. Het werd toen toevertrouwd aan de dorpsleraar voor identificatie, maar raakte meer dan 40 jaar lang in de vergetelheid. Pas in 2017 werd het onder de aandacht gebracht van wetenschappers. Kort daarna schonken de kinderen en kleinkinderen van de familie Schmitz de meteoriet aan het Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel, waar het nog steeds verblijft.
Met behulp van ESO’s Very Large Telescope (VLT) hebben astronomen het unieke afzwakken van Betelgeuze, een rode superreuzenster in het sterrenbeeld Orion, vastgelegd. De prachtige nieuwe opnamen van het oppervlak van de ster laten zien dat de rode superreus niet alleen minder licht geeft, maar ook van vorm lijkt te veranderen. Betelgeuze is een opvallend lichtbaken aan de nachthemel, maar eind vorig jaar begon hij af te zwakken. Op het moment van schrijven heeft Betelgeuze nog ongeveer 36 procent van zijn normale helderheid, een verandering die zelfs met het blote oog opvalt. Astronomie-fans en wetenschappers willen maar al te graag het fijne van dit ongekende gedrag weten.
Zelfs drie jaar na het einde van de Rosetta-missie heeft komeet 67P/Churyumov-Gerasimenko nog steeds niet al zijn geheimen prijsgegeven. Kort voor het einde van de missie kwam een komeetdeeltje terecht in de inlaatopening van het ROSINA/DFMS instrument dat bedoeld was om enkel komeetgas te bestuderen. Daarbij ontdekten de onderzoekers, inclusief wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Ruimte-Aeronomie (BIRA) dat ROSINA/DFMS hielp bouwen, minder vluchtige stoffen die bekendstaan als “ammoniumzouten”. Deze ontdekking verklaart waarom kometen zo weinig stikstof lijken te bevatten: het stikstof zit gevangen in deze stoffen die moeilijk van op Aarde gedetecteerd kunnen worden. Ammoniumzouten zijn bijzonder intrigerend omdat ze mee aan de basis liggen van de bouwstenen van het leven.