Paul Henri Stroobant
Foto: eBru

In dit artikel over 'Belgen in de sterrenkunde' hebben we het ditmaal over Paul Henri Stroobant. Als Belgisch sterrenkundige sneed hij de meest diverse onderwerpen aan. Stroobant observeerde planetoïden en interesseerde zich in het bijzonder voor de structuur van de ringen van de planeet Saturnus. Hij was ook directeur van de Koninklijke Sterrenwacht van België (KSB) en hoogleraar aan de Université libre de Bruxelles.

Personalia

Paul Henri Stroobant is geboren in Elsene op 11 april 1868 en overleed in Sint-Gillis op 15 juli 1936. Hij was als 14-jarige enorm onder de indruk van de grote komeet van 1882 (C/1882 RI). Hij was de zoon van François Stroobant. Zijn vader, maar ook Charles Montigny en François Terby, moedigden hem sterk aan.

Opleiding

Hij werd op 12 juli 1889 doctor in de fysica en wiskunde aan de Université Libre de Bruxelles. Voor het behalen van een reisbeurs publiceerde hij in 1890 over de ringen van Saturnus. De planeet droeg zijn voorkeur weg. Hij heeft in de loop der jaren de verschijnselen van de planeet gevolgd, in het bijzonder de stand van de ringen. Paul Henri Stroobant besprak zijn eigen waarnemingen en die van buitenlandse collega’s om de ware aard van de ringen te achterhalen. Hij bestudeerde ook de afplatting van de planeet en publiceerde in 1934 over de excentriciteit van de ringen. Hij won de reisbeurs en mocht een jaar verblijven aan de sterrenwacht in Parijs en studeerde aan de Sorbonne. Hij observeerde er Saturnus en bekwaamde zich er in het waarnemen met meridiaankijkers.

Werk en leven

Als 17-jarige ging Paul Henri Stroobant als vrijwilliger werken aan de sterrenwacht, dat was in 1885. In 1884 had hij al gepubliceerd over het schijnbaar effect dat de Zon, de Maan en sterrenbeelden groter lijken bij de horizon. In 1897 en in 1928 kwam hij nog op het onderwerp terug.

Bij zijn terugkeer uit Parijs in 1891 werd zijn werk beloond met een benoeming als assistent-sterrenkundige aan de sterrenwacht in Brussel op 2 november 1891. Hij kreeg promotie in 1902 (hoofdastronoom van de meridiaanzaal van de Koninklijke Sterrenwacht). Volwaardig astronoom mocht hij zich noemen vanaf 1 januari 1903. Op 25 augustus 1913 werd hij sterrenkundig diensthoofd. Hij kocht verschillende nieuwe instrumenten aan, onder andere een Askania-meridiaancirkel met een opening van 19 cm. Georges Lecointe, directeur van de sterrenwacht, droeg hem op de sterrenwacht te leiden terwijl hij dienst deed in het leger tijdens de Eerste Wereldoorlog. Op 29 december 1918 kreeg Stroobant de graad van assistent-directeur. Lecointe kon zijn rol als directeur echter niet meer opnemen door een sterk verslechterde gezondheid. Hoewel Stroobant pas op 2 mei 1925 officieel directeur werd, was hij het de facto al in augustus 1914. Hij richtte het departement astrofysica op. Ter gelegenheid van zijn overlijden had Eugène Delporte (1882 – 1955) (Guidestar juli 2012) het over een vruchtbare carrière die slechts drie maanden voor zijn overlijden eindigde met zijn pensioen op 1 mei 1936. Hij liet een sterrenwacht achter die de vergelijking met buitenlandse sterrenwachten kon doorstaan. Hij werd ere-directeur van het instituut.

Paul Henri Stroobant wilde na zijn pensionering de lacune van tien jaar overbruggen die bestond sinds de publicatie van de Bibliographie générale de l’astronomie, die door Houzeau en Lancaster was samengesteld (zie Guidestar oktober 2012). Voor amateursterrenkundigen schreef hij duidelijke handleidingen om te observeren, zoals bijvoorbeeld om meteoren waar te nemen.

In 1894 schreef hij over de bewegingen van manen ten opzichte van de Zon en over de massa van Mercurius. De opeenvolgende overgangen van laatstgenoemde van 1907 tot 1927 greep hij aan om de diameter en een correcte positie ervan te bepalen. In 1919 schreef hij over de gemiddelde dichtheid van de Galileïsche manen (Guidestar april 2010). Hij zocht ook naar wetmatigheden in de verdeling van de banen van de planetoïden en naar de helderheden en massa’s van die objecten. Dankzij deze theoretische interesse en het statistisch werk (op meer dan 800 bekende planetoïden) werd te Ukkel begonnen met eigen fotografisch onderzoek van deze objecten. Twee artikels van hem over planetoïden, van 1907 en 1917, werden zeer goed onthaald. Dat werk van hem zorgde voor de richting waarin de sterrenwacht zijn onderzoek deed. Hij had immers vanaf 1910 gestreden voor het verwerven van een fotografisch instrument voor het onderzoek van planetoïden.

Paul Henri Stroobant bleef toch ook een bijzondere interesse behouden voor het onderzoek van sterren. Van 1908 tot 1934 schreef hij verschillende artikels over onder andere de snelheid van het zonnestelsel in de ruimte (1932), de verdeling van sterren in het Melkwegstelsel, de verdeling van spectroscopische dubbelsterren langs de hemel, de beweging van heliumsterren en de rotatie van het Melkwegstelsel.

Hij was ervan overtuigd dat de kennis van de aard van hemellichamen bepalend was voor de kennis van het hele heelal. Onderzoek naar de verdeling van de sterren in het Melkwegstelsel was hiervan een uiting. Doordat hij zijn waarnemingen regelmatig heeft beschreven, konden collega’s ze gemakkelijk gebruiken. Tussen 1907 en 1920 gaf hij de ‘Annuaire de l'Observatoire Royal de Belgique’ uit. Het bevatte beoordelingen en gaf een stand van zaken van het onderzoek. Hij had ook interesse voor persoonlijke fouten in waarnemingen, waar rekening moest mee gehouden worden. Deze zijn voor iedere gebruiker van een instrument anders.

Naarmate de eeuwverjaardag van de sterrenwacht naderde (1935) bestelde en installeerde hij nieuwe fotografische en spectroscopische instrumenten, vooral voor het zoeken van planetoïden. Delporte ontdekte er enkele nieuwe objecten mee, waaronder Amor en Adonis.

Hij werd op 15 december 1908 corresponderend lid van Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, effectief lid op 7 juni 1913 en directeur van de Klasse Wetenschappen in 1931. Aan de Academie was hij voorzitter van het Nationaal Comité voor Sterrenkunde en daarnaast ook lid van het Nationaal Comité voor Geodesie en geofysica.

Paul Henri Stroobant werd in 1926 corresponderend lid van het Bureau des Longitudes en van het Institut de Coïmbre en in 1930 van de Royal Astronomical Society. Hij was stichtend lid en secretaris van de Société Belge d’Astronomie.

Naast de sterrenkunde bouwde hij ook een academische carrière uit. In 1897 werd hij lector aan de Université Libre de Bruxelles. Hij werd gewoon hoogleraar in juli 1904. In 1923 richtte hij het departement sterrenkunde op aan de ULB. Hij werkte het samen met Jacques Cox (1898 – 1972) uit. Laatstgenoemde onderzocht er door toedoen van zijn leermeester planetoïden.

Venusmaan

De maan van Venus werd op 11 november 1645 ontdekt door de Napolitaanse onderzoeker Francesco Fontana. Er volgden nog verschillende waarnemingen van deze maan. De vermeende Venusmaan genoot in België bijzondere interesse. Houzeau (Guidestar oktober 2012) gaf er in 1884 zelfs de naam Neith aan. De Belgische interesse mag misschien toegeschreven worden aan een waarneming in Brussel op 3 februari 1884. E. Stuyvaert zag dan een heldere stip op Venus, die kan vergeleken worden met de overgang van een Galileïsche maan over Jupiter. Negen dagen later zag Leopold Niesten een onbekend object nabij Venus. Hoewel ze er niet over publiceerden, waren hun waarnemingen wel bekend bij Brusselse collegae.

Paul Stroobant onderzocht de waarnemingen. Tijdens een voordracht aan de Koninklijke Belgische Academie in 1887 geeft hij alle 33 waarnemingsverslagen onverkort weer en zette hij alle hypotheses op een rij. Hij verklaarde de foute waarnemingen stuk voor stuk. Hij identificeerde de waargenomen manen als kleine sterren die in de buurt van de planeet stonden op het moment van de waarnemingen. Volgens hem waren de schijfjes die werden gezien niets anders dan spookbeelden, veroorzaakt in de optiek van de telescoop. Hij kon van zeven waarnemingen door berekeningen laten zien dat er sprake was van een ster die schijnbaar dicht bij de planeet stond. Volgens hem was het mogelijk dat Roedkiaer in Kopenhagen op 5 maart 1761 de planeet Uranus waarnam en dit twintig jaar voordat Herschel hem ontdekte.

Hij besloot dat er geen basis was voor geloof in een Venusmaan en werd daarin algemeen gevolgd. De kritieken van Stroobant waren zo vernietigend dat niemand het nu nog over Venus’ maan heeft. Het werk en de bevindingen van Stroobant komen uitgebreid aan bod in het boek ‘The Moon that Wasn’t - The Saga of Venus’ Spurious Satellite’ van Helge Kragh (2008). Er staat in het boek ook een korte biografie over hem.

Prijzen, eerbewijzen en naamdragers

Naar hem is de planetoïde 1124 Stroobantia genoemd. Hij werd ontdekt op 6 december 1928 door Delporte.

De Paul Stroobantlaan in Ukkel, enkele honderden meters ten westen van de Ruimtepool, is aan hem opgedragen.

Naar hem en zijn vrouw is de Paul and Marie Stroobant Prize genoemd. Het is een Belgische sterrenkundige prijs die in 1950 ingericht werd door de Klasse Wetenschappen van de Académie Royale de Belgique. Het wordt uitgereikt aan een uitmuntend Belgisch of Frans sterrenkundige.

Door zijn talrijke onderzoeken, die hij met de grootste precisie uitvoerde, genoot hij internationaal aanzien en kreeg hij verschillende eerbewijzen. Zo kreeg hij van de Académie de Belgique onder andere de Prix Mailly (1912) en van de Belgische overheid de tienjaarlijkse prijs voor de toegepaste wiskunde (Prix décennal des Mathématiques appliquées)(1921). Van de Parijse wetenschapsacademie kreeg hij in 1921 de Prix Lalande. Hij was lid van de Royal Astronomical Society (vanaf 1930) en vanaf 1932 corresponderend lid van het Institut de France.

Voor de Internationale Astronomische Unie (Guidestar december 2010) leidde hij twee commissies: nomenclatuur en bibliografie. De zogenaamde Ukkel-lijst van observatoria en sterrenkundigen die toen werd opgesteld werd veel gebruikt. Hij was ook voorzitter van de Belgische nationale comités voor sterrenkunde en geodesie.

De Koninklijke Sterrenwacht van België wijdde in 2011 een tentoonstelling aan Paul Henri Stroobant met als thema ‘De tweede vernieuwing van de sterrenwacht’.

Literatuur en bronnen

In 1933 verscheen van hem ‘Précis d’Astronomie’. Het was een uitgebreide editie van zijn ‘Précis d’astronomie pratique’ dat in 1903 verscheen. Het bevat samenvattingen van zijn lessen aan de Université Libre de Bruxelles. Een overzicht van zijn leven en een lijst met zijn publicaties verscheen van de hand van Cox en F. Van den Dungen in het jaarboek van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique in 1949. Zijn biografie werd voor de Biographie Nationale beschreven door Cox (1961). Paul Henri Stroobant wordt beschreven in 'The Biographical Encyclopedia of Astronomers' (Springer, 2007). Ter gelegenheid van de 75e verjaardag van de onafhankelijkheid van België stelde hij een algemeen beeld op van de vooruitgang in de wiskundige en natuurkundige wetenschappen van 1830 tot 1905. Als zijn belangrijkste bijdrage aan de sterrenkunde beschouwde hij zijn vaststelling dat de positie van het apex van de Zon en de snelheid van de Zon ten opzichte van nabije sterren systematisch varieert volgens de het spectraaltype van de sterren die hij gebruikte voor de berekeningen.