Toen Europa in de jaren zeventig besloot een eigen draagraket te ontwikkelen, stond er veel op het spel. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie beheersten de lanceermarkt, en Europa had na het mislukte ELDO-programma (met de raket Europa II) dringend behoefte aan een betrouwbaar, zelfstandig lanceermiddel.
VEGA is de naam van Europa’s kleine-tot-middelgrote draagraket, ontwikkeld om lichtgewicht wetenschappelijke en aardobservatie-satellieten naar lage banen (incl. zonnensynchrone banen) te brengen.
Europa heeft met Ariane 6 een van zijn meest ambitieuze projecten op het gebied van onafhankelijke toegang tot de ruimte gerealiseerd. Voor een relatief klein land als België klinkt het misschien verrassend, maar zijn industrie en onderzoeksinstellingen hebben een concrete, herkenbare rol gespeeld in de ontwikkeling en productie van deze nieuwe lanceerraket.
De European Launcher Development Organisation (ELDO) werd in het begin van de jaren ’60 opgericht. Het had als belangrijkste taak Europa te voorzien van een eigen lanceermiddel. Op deze manier zou een land als België toegang krijgen tot de ruimte en zou Europa niet meer afhankelijk zijn van de andere grotere naties.
Na het succes van de Ariane 1, 2 en 3 raketten begon het Europese ruimtevaartagentschap ESA in 1983 met het ontwerp van een nieuwe generatie Ariane draagraketten. Deze 'Ariane 4' raket bestond uit zeven verschillende versies die een gewicht van 1,8 ton tot 4,9 ton tot in een geostationaire transferbaan om de Aarde konden brengen.