Artistieke impressie van de ExoMars Trace Gas Orbiter
Foto: ESA

Op 14 maart 2016 vertrekt de onbemande ruimtesonde ExoMars Trace Gas Orbiter naar de rode planeet met aan boord een nieuw meetinstrument dat het werk is van een internationaal consortium onder leiding van België. Het instrument zal de atmosfeer van Mars onderzoeken, op zoek naar aanwijzingen voor de aanwezigheid van leven. De ExoMars Trace Gas Orbiter moet vanop de Bajkonoer lanceerbasis in Kazachstan in de ruimte gebracht worden met behulp van een Russische Proton draagraket. 

Vijf jaar geleden, in 2010, werd het NOMAD-instrument door de ruimtevaartagentschappen ESA en NASA geselecteerd als één van de wetenschappelijke instrumenten aan boord van de missie ExoMars Trace Gas Orbiter (TGO). In 2013 nam het Russische ruimtevaartagentschap ROSCOSMOS de fakkel over van NASA. De ExoMars TGO missie wordt op 14 maart 2016 gelanceerd voor een reis naar de rode planeet, die 7 maand in beslag zal nemen. Na nog eens een periode van negen maanden waarin de satelliet naar zijn uiteindelijke baan afdaalt, kunnen de wetenschappelijke metingen in juli 2017 aanvatten. Deze metingen zijn momenteel gepland voor een periode van twee Marsjaren (of 4 Aardse jaren). De wetenschappers en ingenieurs van het NOMAD-team van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Ruimte-Aeronomie (BIRA) hebben enorm hard gewerkt aan het NOMAD-instrument. Dit instrument bestaat uit drie kanalen:

  • SO (Solar Occultation), een kopie van het instrument SOIR dat zich aan boord bevond van de succesvolle ESA-missie Venus Express, voor observaties in zonne-occultatie, waarbij het spectrum van de zon doorheen de atmosfeer van de planeet vastgelegd wordt tijdens zonsopgang en zonsondergang
  • LNO (Limb Nadir solar Occultation), een verbeterde versie van SOIR, voor observaties in nadir, waarbij het instrument rechtstreeks naar het oppervlak van Mars gericht wordt
  • UVIS, een UV-kanaal voor de detectie van ozon en aerosolen

Eén van de belangrijkste uitdagingen bij de ontwikkeling van het NOMAD-instrument was het aanpassen van het concept van het instrument SOIR, dat oorspronkelijk ontworpen was voor observaties waarbij rechtstreeks naar de Zon gekeken wordt (zonne-occultatie), aan nadir-metingen, waarbij de straling uitgezonden en gereflecteerd door het oppervlak van Mars gemeten wordt. Het signaal bij nadir-metingen is namelijk ongeveer 10 000 keer zwakker dan bij observaties waarbij rechtstreeks naar de zon gekeken wordt.

NOMADIllustratie van NOMAD-instrument aan boord van de ExoMars Trace Gas Orbiter - Foto: BIRA

DOEL

De infraroodkanalen SO en LNO zullen op zoek gaan naar methaan. Aanwezigheid van methaan kan een aanwijzing zijn voor het bestaan van leven, nu of in het verleden, of voor geologische activiteit, o.a. vulkanisme. SO zal de atmosfeer afspeuren op zoek naar methaan en zal tegelijk ook de andere bestanddelen van de atmosfeer analyseren. Als er methaan gevonden wordt in de atmosfeer, gaat LNO op zoek naar de bronnen van methaan op het oppervlak van Mars. Het UV-kanaal kan zowel zonne-occultatie metingen als nadir-metingen uitvoeren. Doordat UVIS gebruik maakt van het UV en zichtbare deel van het zonlicht kunnen andere stoffen gemeten worden dan met SO en LNO, zoals bv. ozon.

Het NOMAD-consortium

NOMAD is een internationaal consortium onder leiding van België (verantwoordelijke: Ann Carine Vandaele van het BIRA), met wetenschappers en ingenieurs uit Spanje, Italië, UK, maar ook uit Canada en de Verenigde Staten. Het instrument werd in nauwe samenwerking met de Belgische industrie ontwikkeld: OIP (Oudenaarde) zorgde als hoofdcontractor voor het algemene project management en de constructie van de infraroodkanalen (SO en LNO), maar ook voor de integratie van alle kanalen. Lambda-X (Nijvel) was verantwoordelijk voor de constructie van het UVIS-kanaal. Thales Alenia Space Belgium (Charleroi) stond in voor het bouwen van de elektronica. AMOS (Luik), Vaskon (Menen), Deforche engineering (Dadizele), ES Tooling (Genk) en Isalas (Eke) waren toeleveranciers van optische en mechanische onderdelen. De ontwikkeling van NOMAD was enkel mogelijk dankzij de steun van en de financiering door het Federaal Wetenschapsbeleid (Belspo) en het PRODEX-programma van ESA.

Bron: BIRA